De
Lübeckerbocht, wanneer schijnt licht over de Belgische slachtoffers?
– Update
03/05/2016 Hoeveel Belgische gevangenen er van de Thielbek kwamen of op de valreep nog met de Magdalena meegingen is onduidelijk. Uit het Herdenkingsboek van Breendonk is af te leiden dat op 30/04/1945, de dag van het vertrek van de Magdalena, er 26 waren die onder ‘evacuation’ vermeld staan en die allen op 08/08/1944 uit Breendonk gedeporteerd werden (1). Bij ‘evacuation’ kan het zowel gaan over overleden is als over wie overleefd heft. In dit geval heeft iedereen overleefd, op één vermelding na, overleden in Trelleborg. De Vriendenkring van Neuengamme heeft voor de 2.200 Nederlandse politieke gevangenen nauwgezet nagegaan wat hun lot geweest is. Zo hebben zij de 562 Nederlanders in beeld kunnen brengen wiens (nood)lot hen in de Lübeckerbocht gebracht heeft. 378 van hen hebben er de dood gevonden, 184 zijn teruggekeerd. Voor elke gevangene is een korte biografie opgemaakt en de lijdensweg die ze gegaan hebben. Ook wordt aangegeven wie al voor 3 mei 1945, dag van het bombardement van de Cap Arcona en de Thielbek, gestorven was en wie in het bombardement is gebleven, verdronken, onder Duitse kogels is gevallen of aan onderkoming of ziekte in die dagen is overleden. Daarnaast zijn er dus de 105 Nederlanders die in de Magdalena zijn kunnen ontkomen en die allicht van de Thielbek zijn overgedragen aan het Rode Kruis, zoals ook voor Alfred Van Nerem en minstens drie van z’n medegevangenen het geval geweest is.
In
Neuengamme hebben tussen 1938 en 1945 4.800 Belgen gevangen gezeten. Een
goed aantal van hen zijn alleszins mee in dodenmarsen in de Lübeckerbocht
gestrand.
De verantwoordelijke commandant aan boord, een ss-Hauptsturmführer, stelt voor alle gevangenen naar Zweden te evacueren, maar hiervoor ontbreekt de capaciteit. Arnoldsson haalt 300 ernstig zieke gevangenen die van de Cap Arcona gehaald zijn, uit een schuur in Süsel. Ze worden met vijf auto's opgehaald. Hun toestand is uiterst slecht. Omdat er meer gevangenen mee willen die er ook beroerd aan toe zijn, ontstaat er een grote wanorde. Op het laatste moment bereikt dit transport de Magdalena. De trossen zijn al losgegooid.”
Van deze
200 Belgen bestaan zeker registratielijsten in Zweden. Zijn deze ooit
opgevraagd of nagekeken zoals de vriendenkring Neuengamme Nederland gedaan
heeft? “Het Internationale Rode Kruis vulde het stoomschip Homberg van de Duisburg-Ruhrort-Maatschappij met een lading menselijke wrakken uit Flensburg.
Aan boord waren ongeveer 1900 burgergevangenen van wie 1400 om politieke redenen gevangengezet waren. Het waren vooral Russen, ongeveer 400 mannen, en Polen, onder wie ook veel vrouwen. Maar daarnaast was het in slechte conditie verkerende Duitse schip echt een Toren van Babel. Er waren bijna 200 Fransen aan boord en ook een groot aantal Belgen en Nederlanders. Er waren ook, maar minder, Spanjaarden, Italianen, Tsjechen, Grieken en Noren, zodat de meeste Europese landen en zelfs de VS vertegenwoordigd waren.
Het was een Duitse boot met bewapende SS'ers als bewakers. Die moesten bij aankomst hun wapens afgeven” Is er ooit nagegaan over welke Belgen het hier ging. Ook hier moeten registratielijsten van bestaan. De onderzoekers besluiten: “Het genoemde aantal van ongeveer 2000 of 1900 gevangenen aan boord van de Homberg klopt niet helemaal. In werkelijkheid zijn het op grond van de beschikbare namenlijsten 160 Fransen, 9 Italianen, 3 Spanjaarden, 2 Grieken, 1 Hongaar, 1 Amerikaan, 6 Finnen, 28 Nederlanders, 9 Belgen, 23 Joegoslaviërs, 11 Litouwers, 33 Letten, 13 Estlanders, 39 Tsjechen en Slowaken, 426 Russen, 574 Polen, 9 Noren (voornamelijk politieagenten die klaarblijkelijk de witte bussen hadden gemist) en 6 'staatloze Duitsers' en 1 'staatloze jood' In totaal dus 1354.36 Zij zijn afkomstig van de Jastramfabriek in Neuengamme, de Olga Siemers (zie p. 71), de West-Preussen en de Rheinfels (de eerste drie groepen mogelijk ook via een verblijf op het laatste schip).”
Slotoverwegingen
Voetnoten (1) Afgeleide lijst ‘Evacuatie’ op 30/04/1945 en gedeporteerd uit Breendonk op 08/08/944 – Update 03/05/2016
(2) Lijst
Malbeck Lübeckerbocht die van andere kampen kwamen. Vraag is van welke
kampen en ook, welke gevangen kwamen van Neuengamme, zijn die mee
opgenomen? Zie
Ik was 20 in 1940, Raymond van Pée, EPO, 1995
op getuigen.be.
(3) Lijst ‘Lübecker Bücht en gedeporteerd uit Breendonk
(4)
Afgeleide lijst ‘Evacuatie’, andere dan Lübecker Bücht op 03/05/1945 en
gedeporteerd uit Breendonk
Van buitenlanders kennen we nauwelijks verhalen over het transport met deze Zweedse schepen naar Trelleborg. De Belg Albert van Nerum is erbij. Zijn verhaal is te vinden in het boek van Van Pée.12 De Nederlandse verhalen worden verteld door Martinus van Ommeren uit Ermelo, Hendrikus van den Berg en Jannes Priem uit Putten, Wim Kraijenhoffvan de Leur uit Dordrecht en Pieter Sijtema uit Warga.
Martinus van Ommeren (zie p. 60 e.v.) en Hendrikus van den Berg" zijn ziek bij de ontruiming van Neuengamme. De zieke gevangenen komen op één schip terecht. Volgens Van Ommeren vermoedelijk de Athen, volgens Van den Berg de Thielbek. Pieter Sijtema14 komt bij de ontruiming van Neuengamme eerst op de Elmenhorst en vervolgens op de Thielbek terecht. Ook de Belg Albert van Nerum wordt op dit schip geplaatst. Op 29 april moeten de Fransen, Belgen, Engelsen en Nederlanders aan dek komen en zich melden. Hun wordt één scheermesje per tien man uitgereikt. De volgende morgen moeten ze zich scheren en wassen. Sommigen weigeren dit omdat ze het niet vertrouwen, maar ze worden door SS ers gedwongen. Jonge vrouwelijke SS'ers noteren hun naam, geboortedatum en nationaliteit. Daarna moeten ze van boord. Ze worden ontsmet in een ontluizingsgebouw en krijgen andere kleren. Na urenlang wachten worden ze gedeeltelijk lopend en gedeeltelijk met auto's op de Magdalena gebracht. Op 2 mei komen ze in Trelleborg aan. Op deze manier worden 400 mannen gered. Tegelijk met hen vaart ook de Lillie-Matthiessen met 420 vrouwen uit Ravensbrück vanuit Lübeck naar Zweden. In Trelleborg volgt een medisch onderzoek en quarantaine. De Nederlanders zijn met ongeveer twintig man die in een school worden ondergebracht. De verzorging is uitstekend, maar van een beetje pap worden ze al ziek. Daarom krijgen ze aanvankelijk om de twee uur een klein beetje voedsel. Ook Priem15 meldt in de door hem uitgegeven brochure dat hij van de Thielbek wordt gered. Wim Kraijenhoff van de Leur16 vertelt dat wanneer hij ten gevolge van de ontruiming van Neuengamme in Lübeck aankomt, er twee schepen aan de kade liggen. Ze moeten over het eerste schip heen naar het volgende. Omdat zijn veter breekt, blijft hij enige tijd op het eerste schip om de einden weer aan elkaar te knopen. Als hij hiermee klaar is, is het tweede schip vol en moet hij in het ruim van het eerste. De eerste dagen krijgt hij voedsel noch water. Op de eerste dag roept iemand de Belgen, Nederlanders en Fransen aan dek. Sommigen geven hier gehoor aan. Enige tijd later horen ze machinegeweervuur. Vermoedelijk zijn deze mensen geëxecuteerd. Vroeg op de derde dag moeten opnieuw alle Noren, Fransen, Belgen, Nederlanders en Italianen aan dek komen. Kraijenhoff is erg zwak, dicht bij de dood, vooral door gebrek aan water. Toch klimt hij uit het ruim waar hij verblijft naar boven. Aan dek staat een man in een onbekend uniform. Deze laat een assistent controleren of Kraijenhoff werkelijk Nederlander is. Aan dek wordt een groep van 100 gevangenen gevormd. Dan lopen ze naar een schip in de haven dat de Zweedse vlag voert en worden ingescheept. Vijf minuten later vertrekt dit schip. Volgens Kraijenhoff was er ruimte voor nog veel meer mensen geweest. De volgende morgen komen ze aan in Trelleborg. Aan wal gekomen stort hij in. Over de eerste vijf dagen in Zweden heeft hij geen herinneringen. Victor Dorotic17 herinnert zich dat hij zich op de Otterbek bevindt. Vanaf dit schip lukt het contact te leggen met een krijgsgevangenenkamp in de buurt dat al is overgedragen aan het Internationale Rode Kruis. Daarvandaan krijgen ze dagelijks warm eten op het schip. Een uur voordat het schip afvaart om de gevangenen op de Cap Arcona over te laden, worden de westerse gevangenen van boord gehaald en overgedragen aan het Rode Kruis. Het ligt voor de hand dat het hier ook gaat om overplaatsing op de Magdalena. Paul Weissmann18 vertelt een tamelijk uitvoerig verhaal over de ontruiming van Neuengamme en de ondergang van de Thielbek. Op 1 mei wordt dit schip beladen met kisten proviand, ketels en brandstof. Vervolgens schrijft hij dat omstreeks deze tijd Fransen, Nederlanders en Belgen van de Thielbek worden gehaald en overgedragen aan het Zweedse Rode Kruis. Ook hier moet het wel gaan om de mensen die op 30 april overgebracht zijn op de Magdalena. In de verhalen van de gevangenen worden drie schepen genoemd waarvan ze gered worden: de Athen, de Thielbek en de Otterbek. Alleen Van Ommeren vermoedt dat hij op de Athen zit. Zijn verhaal wijkt echter niet af van dat van Sijtema, Van den Berg en Van Nerum die zeggen op de Thielbek te zitten. Was de Athen eigenlijk wel beschikbaar? Johannes Bruins, Hidde Halbertsma, Jan Koningen Hendrikus Koning19 beschrijven dat zij op vrijdagmiddag 27 april vanaf de kade op de Athen terechtkomen. De volgende middag zet de Athen hen af op de Cap Arcona. Op maandag 30 april worden ze met 2000 anderen weer overgeplaatst op de Athen. Hendrik Tuinema, Bert Intres en Gerhard Rijskamp20 melden hierbij - in tegenstelling tot bijvoorbeeld Bruins en Dijkstra — dat de Athen dan schoongemaakt en van dekens voorzien is. Manders21 wordt van de Cap Arcona op de Athen overgeladen in een ruim dat meer dan één voet onder water staat. Rolsma22 schrijft dat de Athen naar de vaste wal geweest is en ketels, latrines en tien pakken houtwol aan boord heeft genomen. En Hendrikus Koning schrijft dat de Athen dan in de buurt van de Cap Arcona voor anker gaat. Dit is allemaal moeilijk te combineren met een Athen aan de kade van Lübeck waar de Nederlandse, Belgische en Franse gevangenen vanaf worden gehaald. Gaat het om één of om twee schepen? Kampcommandant Pauly heeft het in zijn verklaring onder ede over twee (kleinere) schepen met gevangenen waarvan hij zonder bevel daartoe te hebben gekregen ongeveer 350 gevangenen ~ westerse geallieerden – af laat halen en overdraagt aan het Zweedse Rode Kruis (zie p. 71). Dit stemt overeen met de verklaringen van de gevangenen op de Thielbek en met die van Dorotic die vertelt dat ook van de Otterbek westerse gevangenen gehaald zijn. Mogelijk bevond Wim Kraijenhoff zich op de Otterbek. Zijn verhaal wijkt duidelijk af van dat van de anderen. We nemen aan dat van de Thielbek en vermoedelijk ook de Otterbek gevangenen zijn overgedragen aan het Zweedse Rode Kruis. Van Ommeren schrijft dat hij later gehoord heeft dat zijn bevrijding te danken is aan de onderhandelingen tussen Himmler en Bernadotte. Van Nerum schrijft zelfs dat hij later hoort dat Bernadotte dit in de nacht van 23 op 24 april van Himmler gedaan heeft gekregen. Dat Himmler en de graaf bij de overdracht betrokken zijn geweest, is zeer onwaarschijnlijk. Volgens de beschrijving van Bernadotte23 gaat het bij de besprekingen in de betreffende nacht alleen maar over een deelcapitulatie van Duitsland, op het westelijk front. Himmler is bij deze besprekingen volgens Bernadotte buitengewoon vermoeid en nerveus en moet zijn best doen om zijn kalmte te bewaren. In die situatie zal de belangstelling van de man voor de vraag of een aantal min of meer zieke gevangenen van de Thielbek en de Otterbek naar Zweden mogen, minimaal zijn geweest. Bovendien geeft Bernadotte24 er blijk van dat hij er zelf geen idee van heeft wat er met de niet-Scandinavische gevangenen van Neuengamme is gebeurd. Ook in zijn verklaring onder ede geeft hij aan niet op de hoogte te zijn geweest van de gevangenen op de schepen in de Lübeckerbocht. Dat hij dan over een aantal van hen onderhandeld zou hebben, is ondenkbaar.
Hans Arnoldsson25 verklaart dat hij als vertegenwoordiger van het Zweedse Rode Kruis op 29 april een anonieme brief krijgt over mensen op de Athen die in onbeschrijflijke omstandigheden verkeren. Is hier mogelijk een verband met wat Dorotic schrijft over contacten via een krijgsgevangenenkamp met het Internationale Rode Kruis ? Vermoedelijk wel. In elk geval zal Arnoldsson in plaats van de Athen de Thielbek of de Otterbek bedoelen. Hij biedt de Duitse autoriteiten aan om 250 Fransen, Belgen en Nederlanders mee naar Zweden te nemen op de Lillie-Matthiessen en de Magdalena. Deze vrachtschepen hebben een lading pakketten gebracht en zijn toch beschikbaar. Op 30 april zal het transport plaatsvinden. Om 10.00 uur is hij met voertuigen op de kade. De gevangenen staan er al. Ernstig en zwijgend. Ze moeten nog twee uur wachten voordat de gevangenen geschikte kleding krijgen. De verantwoordelijke commandant aan boord, een SS-Hauptsturmführer, stelt voor alle gevangenen naar Zweden te evacueren, maar hiervoor ontbreekt de capaciteit. Arnoldsson haalt 300 ernstig zieke gevangenen die van de Cap Arcona gehaald zijn, uit een schuur in Süsel. Ze worden met vijf auto's opgehaald. Hun toestand is uiterst slecht. Omdat er meer gevangenen mee willen die er ook beroerd aan toe zijn, ontstaat er een grote wanorde. Op het laatste moment bereikt dit transport de Magdalena. De trossen zijn al losgegooid. Majoor Till26 schrijft dat de vertegenwoordiger van het Internationale Rode Kruis, De Blonay, die in Lübeck is, ontdekt dat er gevangenen op de schepen zitten. Dit tot ongenoegen van de politiecommandant in Lübeck, de SSer Schröder. De Blonay onderneemt stappen en dan worden 300 gevangenen aan boord van het Rode Kruisschip Lillie-Matthiessen geplaatst (bedoeld zal zijn de Magdalena). Till noemt Arnoldsson niet en Arnoldsson noemt De Blonay niet. Maar als Dorotic, zoals hij schrijft, inderdaad contact had met het Internationale Rode Kruis, is het niet onwaarschijnlijk dat Arnoldsson de anonieme brief via De Blonay heeft gekregen. Mogelijk vermeldt Arnoldsson De Blonay niet omdat dit voor hem geen prioriteit heeft. Uit de gegevens is niet op te maken welke Duitse autoriteiten bij de overdracht betrokken zijn. Mogelijk heeft de door Till genoemde Schröder of de door Arnoldsson genoemde SS-Hauptsturmführer contact met Pauly opgenomen en van hem toestemming gekregen. In ieder geval is wat hier gebeurt in overeenstemming met de vergadering op 29 april van een aantal SS'ers, onder wie Heinrich Horn en Pauly, waar namens Karl Kaufmann wordt gemeld dat de gevangenen naar Zweden worden vervoerd (zie p. 84). Hoe dit precies is gegaan, is niet bekend. Als de betreffende SS'er al voor de vergadering toestemming aan Pauly heeft gevraagd voor dit transport, zal dit de laatste mogelijk op het idee gebracht hebben zijn bezorgde ondergeschikten te lijmen met de mededeling dat de gevangenen door het Zweedse Rode Kruis zullen worden opgehaald. Hij zal dan het telefoongesprek daarover tijdens de vergadering gesimuleerd hebben of iemand uit Neuengamme laten bellen. Via Hom kan hij hierover met Kaufmann overlegd hebben. Als de betreffende SS'er tijdens de vergadering gebeld heeft, zal dit het bedoelde telefoongesprek zijn geweest en heeft Pauly ter plekke toestemming gegeven en het idee gekregen zijn mensen te vertellen dat alle gevangenen naar Zweden zouden gaan. De grote vraag is of hij dit idee buiten Kaufmann om heeft geopperd. Vermoedelijk niet. De derde mogelijkheid is dat de SSs'er na de bewuste vergadering contact met Pauly heeft opgenomen. In dat geval moest Pauly, om geloofwaardig te blijven naar zijn eigen mensen, wel toestemming voor dit transport naar Zweden geven. Hoe het ook zij, humanitaire overwegingen om toestemming voor het transport te geven, zullen bij Pauly geen rol hebben gespeeld hebben. Het was kille berekening. De informele vraag aan Arnoldsson van de SS-Hauptsturmführer om alle gevangenen mee te nemen, is niet strijdig met de constatering dat hiertoe geen formeel verzoek bij Bernadotte is ingediend. Arnoldsson geeft meteen aan dat hij daarvoor geen ruimte heeft en geeft deze vraag dus ook niet door aan Bernadotte. Wel is merkwaardig dat Bernadotte zegt niet te hebben geweten van de gevangenen op de schepen, terwijl een van zijn naaste medewerkers hier volledig van op de hoogte is en zelfs een aantal mensen van die schepen heeft gehaald. TWEE BERICHTEN UIT DE TRELLEBORGS ALLEHANDA In de plaatselijke krant Trelleborgs Allehanda van 3 mei 1945 staat een artikel over de aankomst van de Lillie-Matthiessen en de Magdalena in Trelleborg op 2 mei. Dit wordt hier, soms wat ingekort, overgenomen.27
“Een jubelkreet die bijna het mooie dak van douanepakhuis II optilt, stijgt op uit 800 kelen. De zojuist aan land gebrachte krijgsgevangenen uit verschillende geallieerde landen horen dat Hitler dood is. Dat is schitterend nieuws vinden ze. Ze zijn zojuist met de Rode Kruisschepen Lillie-Matthiessen en Magdalena van Lübeck in Zweden aangekomen. Later, als de eerste vreugde wat gezakt is, worden ze bedachtzaam. 'Het is eigenlijk jammer dat onze mensen hem niet levend in handen kregen. Nu komt hij er te gemakkelijk af.' En als je deze slachtoffers van het Duitse sadisme ziet en als je ze koel constaterend hoort vertellen over alle doorgemaakte verschrikkingen, dan begrijp je dat ze nooit willen, nooit kunnen vergeven. Wat er gebeurd is, kan nooit meer goedgemaakt worden. De simpelste gerechtigheid eist dat hun dode vrienden gewroken worden. Bij elkaar zijn het plusminus 820 gevangenen, van beide geslachten, die aan land komen met de Rode Kruisboten. Deze komen om halfzeven 's morgens aan in de haven van Trelleborg. Ze meren af aan de Continentkade en de Noordkade. Aan de reling verdringen zich blijde mensen in gevangeniskleren en met een simpele muts op de schamele hoofden. Ze zingen de 'Marseillaise' en 'It's a long way'. Ze wuiven en roepen. Op de kade wachten ambulances, artsen en Rode Kruispersoneel, tolken en politiemensen. Daarenboven zijn landsecretaris Valentin, de hoogste chef van de vluchtelingenopvang in de provincie, provincieassessor Kvistberg en de directeur van de burgerverdediging van de provincie, Segrell, aanwezig om de eerste van de internationale evacuatietransporten van het Rode Kruis naar Zweden te verwelkomen. Van de 420 passagiers op de Lillie-Matthiessen zijn er 30 ernstig ziek. De Magdalena heeft 400 passagiers aan boord, van wie 25 ziek en twee overleden zijn. Ze zijn bezweken op de drempel naar de vrijheid en krijgen nu hun graf in vreemde grond. Gezamenlijk worden de bevrijden ondergebracht, om te beginnen in het pakhuis, waar rafels en banken voor hen gereedstaan. Hier krijgen ze zo langzamerhand, voor de eerste keer, een maaltijd, bestaande uit vleessoep en knackebröd en daarna volgt de registratie. Deze registratie, die plaatsvindt met behulp van een hele staf van douanebeambten, gaat aldus in zijn werk: de gegevens over naam, geboortedatum en nationaliteit enzovoort worden opgeschreven op een dubbel vel papier waarvan de vreemdeling de ene helft houdt als pas. Meteen nadat de geïnterneerden geregistreerd zijn, worden ze naar het badhuis gebracht voor onderzoek door een arts en voor medische behandel ing. Daarna worden ze naar de diverse onderkomens in de stad gebracht. Voor de laatsten wordt het bijna nacht voor ze ter ruste kunnen gaan. Als je met ze spreekt, blijkt dat ze het liefst praten over de slechte etensrantsoenen. Het interesseert een buitenstaander eigenlijk niet zoveel hoeveel gram brood en vlees-conserven ze op een bepaalde dag kregen, hoeveel minder de volgende dag enzovoort. Maar voor deze arme mensen is dit het enige belangrijke. En het is niet moeilijk ze te begrijpen. Ze zijn in een stadium gekomen waarin uiterlijke aangelegenheden die voor ons het leven leefbaar maken, bijzaken zijn geworden. Voor hen gold letterlijk alleen maar: sterven of overleven. En onder zulke omstandigheden is de enige belangrijke opdracht: iets te pakken krijgen om te eten. Het is bekend dat slechts de geestelijk en lichamelijk gezondsten de behandeling in de Duitse concentratiekampen overleven. Wie de laatste inspanningen tijdens de nachtmerrieachtige vlucht voor de geallieerde legers [de dodenmarsen] niet vol kan houden, wordt eenvoudigweg doodgeschoten. Als je hoort dat deze mensen hun laatste nachten op Duitse grond doorbrengen onder de blote hemel, zonder eten en nagenoeg zonder water, dan begrijp je dat het ijzersterke mensen moeten zijn. De moeilijkheden van de zeereis in het bagageruim van een stoomschip zijn niets vergeleken bij wat ze in gevangenschap moesten ondergaan. Onder deze bevrijde mensen zijn er veel die voor het leven gebrandmerkt zijn. Er zijn veel die per brancard aan land moeten worden gebracht en snel naar het ziekenhuis worden vervoerd, waar met spoed een hele afdeling is ontruimd om allen onder te kunnen brengen. En onder degenen die geen onmiddellijke ziekenhuisverpleging behoeven, zijn er verscheidene die lijden aan been- en voetkwetsuren. En die aan land gedragen moeten worden, terwijl anderen zich hinkend over de loopplank bewegen. Een deel van de gevangenen heeft geen schoenen meer. Die zijn versleten tijdens de dodenmars. Daarom hebben ze hun dunne gevangenispyjama met touw om de voeten gebonden. Een klein gezin, bestaande uit een man, vrouw en een kind, een klein meisje van vijf jaar, trekt de aandacht onder de vluchtelingen. Het is een Nederlands arbeidersgezin dat naar Berlijn is gestuurd voor dwangarbeid. Ze hebben onder tamelijk draaglijke omstandigheden geleefd, afgezien van de dodenmars, die hun bijna alle drie het leven heeft gekost wegens het gebrek aan voedsel. Een Zweedse officier rent weg en koopt een pop voor kleine Edith. 'Nooit,' zegt hij, 'heb ik een paar ogen zien stralen als die van het meisje als ze de doos openmaakt.' Niet minder gelukkig ziet de jonge moeder eruit. 'Er is natuurlijk geen speelgoed in Duitsland?' De vader haalt zijn neus op en zegt: 'In Duitsland zijn alleen maar kanonnen en granaten.' Maar er komen ook andere scènes voor. Plotseling ontstaat er een verschrikkelijk rumoer onder de mannelijke gevangenen. Een aantal mannen slaat uit alle macht in op een van de kameraden die zich van de in meerderheid donkere mannen onderscheidt door zijn lichte haar en bleke huid. Enkele inkwartieringsfunctionarissen grijpen net op tijd in en de man wordt geïsoleerd van de anderen. Volgens de Fransen is de man een SS er, een van hun kwelgeesten van het concentratiekamp die zich als verstekeling aan boord heeft begeven, in dezelfde gevangeniskleding als de anderen. Hij heeft zich afzijdig gehouden en pas als de mensen tot rust zijn gekomen in Trelleborg, wordt hij ontdekt. Als ze hem echt te pakken hadden gekregen, hadden ze zeker korte metten met hem gemaakt. Nu zit hij apart en kijkt zonder een spier te vertrekken naar de anderen. Die staan in groepjes over hem te praten. Niemand spreekt tegen hem. Niemand keurt hem een blik waardig. Voor de autoriteiten verklaart hij een Pool te zijn, tenminste voor de helft, en is hij zeker niet als verstekeling aan boord gegaan. Bij een Nederlander onder de bevrijden hebben zijn landgenoten een duidelijk hakenkruis in zijn haar uitgeschoren. 'Hij is een gevaarlijke verrader,' verklaren zij, 'met verscheidene moorden op zijn geweten.” Elders in dezelfde krant staat het volgende, meer zakelijke artikel over samenstelling en opvang van de bevrijde gevangenen.28 17 nationaliteiten onder bevrijden. Twee sterven aan boord, één in badhuis. Van de 820 dwangarbeiders en andere geïnterneerden die met beide Rode Kruisschepen in Trelleborg aankomen, zijn er twee gestorven gedurende de overtocht en een derde sterft in het badhuis. Van de overigen zijn er niet minder dan enkele honderden ziek, van wie zo'n 40 zeer ernstig. Het is een verschrikkelijke aanblik die deze slachtoffers van de concentratiekampen bieden. Ze lijken wel skeletten, levende lijken, die men voor dood gehouden zou hebben als ze hun ogen niet hadden bewogen. Het ziekenhuis mag bijna 50 personen van de transporten opnemen, en in verband daarmee wordt heel de mannenafdeling op de begane grond ontruimd. Zoveel mogelijk plaatselijke patiënten worden naar huis gestuurd of naar andere ruimten overgebracht. De meeste slachtoffers lijden aan dysenterie en aan ziekten veroorzaakt door gebrek aan diverse voedingsstoffen. Ze zijn volledig uitgemergeld en de dienstdoende arts zegt nog nooit eerder zoiets verschrikkelijks gezien te hebben. In het ziekenhuis heeft men over het algemeen de hoop dat de meerderheid van hen met goede zorg kan overleven. De overige circa 160 zieken zijn in de Kerkschool [Kyrkskolan] ondergebracht, die tot een uitstekend ziekenverblijf is ingericht. Ook hier zijn veel ernstige patiënten, die echter geen ziekenhuiszorg nodig hebben. Niet minder dan 17 nationaliteiten zijn vertegenwoordigd onder de 820 bevrijden: circa 250 Polen, 200 Belgen, 200 Fransen, 150 Nederlanders, 10 halfjoodse vrouwen uit Duitsland, 10 Zwitsers, zeven Denen en twee staatlozen, vier Noren, twee Russen en een Engelsman, een Canadees, een Fin, een Roemeen, een Tsjech, een Noord-Amerikaan, een Spanjaard en een Luxemburger, Onder hen zijn 214 vrouwen, van wie ongeveer 20 ziekenhuiszorg in Trelleborg nodig hebben. De overigen zijn in Falsterbohus geplaatst. Alle mannen zijn in Trelleborg geplaatst, voornamelijk in de Centraalschool [Centralskolan]. Het grote aantal zieken doet het medische onderzoek uitlopen en het is al twee uur in de nacht voordat dit klaar is. Daarna loopt alles op rolletjes. De eerste stadsarts, dr. Mansson, en vijf arts-assistenten, drie Noren en twee Zweden, werken in drie teams. Desondanks moet men tot diep in de nacht doorwerken eer allen onderzocht zijn, nieuwe kleren hebben gekregen en naar hun verblijf gebracht zijn. Dr. Mansson doet er in de Trelleborgs Allebanda verslag van dat er buiten de ziekenhuisopnames sprake is van vele ernstige ziekten. Tuberculose en ook maagziekten komen veel voor, gedeeltelijk omdat de gevangenen de krachtige kost uit de Rode Kruispakketten niet verdragen kunnen.
Ook zijn veel externe verwondingen geconstateerd. Velen hebben ernstige verwondingen aan hun voeten door kou, vuil en uithongering, anderen hebben weer andere blessures en één man heeft een erg slecht genezen, gebroken pols. Onder de geïnterneerden bevinden zich verscheidene artsen, een Pool en een paar Fransen en een Canadese chirurg. Er zijn ook enige verpleegsters onder hen en allen hebben hun steentje bijgedragen, zowel aan boord als in Trelleborg. Fantastische vreugdescènes spelen zich in het badhuis af. Als de gevangenen een warm bad en schone kleren krijgen, dansen zij van pure vreugde. 'Dit is voor het eerst in twee jaar dat ik zo n trui aan mag hebben,' zegt een man met tranen in zijn ogen. Mannen en vrouwen herkrijgen hun menselijke waardigheid als ze de vuiligheid en de luizen van zich afwassen en nieuwe kleren aankrijgen. Voor de meesten van hen is het een onbegrijpelijke belevenis en vaak hoort men zeggen: 'Nu zijn we uit de hel in het paradijs gekomen.” DE HOMBERG De laatste transporten uit Neuengamme vertrekken volgens Jan van Bork29 op 28 en 29 april. Hierbij zijn ongeveer twintig Nederlandse gevangenen die tot het laatste moment in de fabriek van Jastram waar oorlogsmateriaal gemaakt wordt, werkzaam zijn gebleven. Van Bork zelf is er voorarbeider. Op 28 april gaat de helft op transport en komt op de Cap Arcona terecht. De laatste groep, onder wie Van Bork, vertrekt op 29 april. Hier zijn volgens Van Bork acht Nederlanders bij. Ze komen in Flensburg terecht, waar Van Bork vlucht. Op de lijst van Nederlanders die op 11 mei 1945 met het schip de Homberg uit Flensburg in Malmö aankomen,30 ontbreekt Van Bork inderdaad. Wel staat er Bernard Schoonbeek op, evenals Van Bork communist. Het is niet onwaarschijnlijk dat Schoonbeek ook tewerkgesteld is in de fabriek van Jastram. Gezien het belang voor de oorlogsindustrie zijn de omstandigheden bij Jastram volgens Van Bork beter dan elders in Neuengamme. Communisten hielpen elkaar vaak. Schoonbeek zal met het laatste transport uit Neuengamme in Flensburg zijn aangekomen en op de Homberg zijn geplaatst. Volgens de Spanjaard Miguel (Michel) Karner, vermoedelijk ook een communist, gaat het laatste transport over Hamburg naar Flensburg en vandaar naar Malmö. Onderweg naar Flensburg worden verzwakte gevangenen die niet meer kunnen, doodgeschoten. Karner komt ook op 11 mei 1945 met de Homberg in Malmö aan.31 Ook Pierre Beauprez32 schrijft over de laatste transporten. Volgens hem gaat het om in totaal 279 man. Omdat Lübeck niet meer haalbaar blijkt, gaat het Noord-Duitsland in, voornamelijk te voet, onder zware bewaking. Vanaf Segeberg gaat het met de trein naar Flensburg, waar ze uiteindelijk volgens Beauprez bevrijd zijn door Britse troepen. In Flensburg blijft de regering van Dönitz nog een tijd functioneren, ondanks de bezetting op 10 mei door de geallieerden. Daarom mag worden aangenomen dat de bevrijding van deze mensen, voor zover niet gevlucht, een kwestie is van plaatsing op de Homberg. Bovendien is 10 mei de dag waarop de Homberg vertrekt. Volgens majoor Till33 zitten er op het gevangenenschip de Rheinfels 300 gevangenen uit het buitenkamp van Neuengamme Wilhelmshaven (afkomstig van de Olga Siemers, zie p. 71), 600 gevangenen uit Neuengamme, 350 gevangenen uit Neuengamme die werkzaam zijn geweest bij Jastram, en 800 zieke gevangenen uit Stutthof. Van deze 2050 gevangenen zijn er onderweg naar Flensburg 450 gestorven. Ongeveer 1450 van de overgeblevenen, niet-Duitsers, zijn op 10 mei 1945 met de Homberg vanuit Flensburg naar Malmö gestuurd en hier op 11 mei aangekomen. Till vergist zich mogelijk ten aanzien van de 350 gevangenen die werkzaam zouden zijn geweest bij Jastram. Uit de andere verhalen die we over hen hebben, blijkt niet dat ze op de Rheinfels gezeten hebben. Ze zijn te voet en per trein in Flensburg aangekomen. Wel komt het aantal dat hij noemt, 350. dicht bij de 279 van Beauprez, hetgeen kan betekenen dat ze in Flensburg nog op de Rheinfels zijn ondergebracht.
Vermoedelijk komt de West-Preussen, waarop Cornelis Welters zich bevindt, eerder dan 10 mei in Flensburg aan. Hier heeft hij al op 8 mei gehoord van het Rode Kruis dat hij naar Zweden zal vertrekken. Dat vindt plaats op 8 mei op de Homberg.
Rest nog de vraag hoe Bertus Bavelaar op de Homberg terecht is gekomen. Hierover bestaat geen zekerheid. Paul Weissmann beschrijft (zie p. 269) dat omstreeks 30 april de Elmenhorst met zijn lading mensen de kade verlaat en de volgende dag leeg terugkomt. Hierna neemt het schip andere gevangenen op, van onder andere de Thielbek, op een restant na, waartoe Weissmann zelf behoort. Arnoldsson34 beschrijft dat de Elmenhorst Lübeck, waarschijnlijk leeg, verlaat. Het schip kiest geen positie bij de Cap Arcona en de Deutschland. Als we deze gegevens combineren, is het denkbaar dat de Elmenhorst niet (geheel) leeg is als het schip Lübeck verlaat. Het is later in Kiel teruggevonden. Hier vinden volgens Welters in de nacht van 2 op 3 mei zware bombardementen plaats. Dit zou kunnen betekenen dat Bavelaar met de Elmenhorst richting Kiel vertrokken is, hier een bombardement heeft meegemaakt en vervolgens naar Flensburg is vertrokken, eerst met de trein en daarna te voet. Zeker is dit echter niet. In elk geval is hij op 11 mei met de Homberg in Malmö aangekomen.
Registratiekaart uit Zweden van Bertus Bavelaar. Ook afgestempeld
UIT DE SYDSVENSKA NYHETER De Sydsvenska Nyheter, schrijft op 12 mei 1945 over de aankomst van de Homberg in Malmö op 11 mei35. Contingent menselijke wrakken arriveerde gisteren op Duitse boot uit Flensburg Bijna 2000 nieuwe slachtoffers van de onbeschrijfelijke terreur in de Duitse concentratiekampen kwamen gistermiddag in Malmö aan. Het Internationale Rode Kruis vulde het stoomschip Homberg van de Duisburg-Ruhrort-Maatschappij met een lading menselijke wrakken uit Flensburg. Aan boord waren ongeveer 1900 burgergevangenen van wie 1400 om politieke redenen gevangengezet waren. Het waren vooral Russen, ongeveer 400 mannen, en Polen, onder wie ook veel vrouwen. Maar daarnaast was het in slechte conditie verkerende Duitse schip echt een Toren van Babel. Er waren bijna 200 Fransen aan boord en ook een groot aantal Belgen en Nederlanders. Er waren ook, maar minder, Spanjaarden, Italianen, Tsjechen, Grieken en Noren, zodat de meeste Europese landen en zelfs de VS vertegenwoordigd waren. Het was een Duitse boot met bewapende SS'ers als bewakers. Die moesten bij aankomst hun wapens afgeven. Op de oostelijke steiger van de Nieuwe Haven waar de boot omstreeks 4 uur in de middag aanmeerde, was een menigte mensen verzameld: soldaten, helpers van het Rode Kruis, verpleegsters, vertegenwoordigers van de provinciale overheid, politie en afgevaardigden van ambassades en consulaten. De Duitse gevangenen werden op de trein gezet naar Lund, terwijl de mensen van de andere nationaliteiten naar de strandpaviljoenen moesten lopen, waar verpleegsters zorgden voor maaltijden die ze kregen voorafgaand aan het noodzakelijke bad. Het was inderdaad een deerniswekkende menigte van mannen en vrouwen die zich van de haven naar de gebruikelijke zomerrestauratie voor de burgers van Malmö sleepten. Men zou liever gezien hebben dat deze menselijke wrakken deze voettocht bespaard was. De mensen met de slechtste conditie, de meest ernstige zieken, lagen onder in het schip en daar kwam een onbeschrijflijke stank vandaan toen de deuren opengingen. De zieken werden door Rode Kruispersoneel opgenomen en voor verder transport op brancards gelegd. Personeel dat hielp bij het wassen, moest mondkapjes dragen en mensen die het schip binnengingen, droegen rubber kleding over hun hele lichaam. Grote aantallen zieke mensen werden met bussen en ambulances naar het ziekenhuis gebracht. Hun toestand was onbeschrijflijk, voor velen waren het baden en het ontluizen de laatste rituelen. Na al het lijden dat deze deerniswekkende mensen hadden meegemaakt, was de dood eigenlijk enigszins een verlossing. Aan boord van het schip bevonden zich drie doden. De 1900 gevangenen waren sinds 4 april onderweg. Ze hadden vijf dagen zonder voedsel en water steeds maar verder moeten strompelen en daarna zeven dagen op het schip doorgebracht, waarvan vijf zonder voedsel en water. Velen redden het niet en kwamen onderweg om. Men gelooft dat dit de laatste transporten van gevangenen uit de concentratiekampen zijn. Maar niemand weet of er nog meer komen. In elk geval was deze aankomst een van de gruwelijkste waar we bij geweest zijn. De toestand van de vluchtelingen was haast nog erger dan die van de twee transporten van Lübeck naar Trelleborg vorige week. Sommige beelden raak je niet meer kwijt. Je zag een deerniswekkende vluchteling over de straat kruipen terwijl hij broodkorsten zocht en die in zijn mond stak. Ook zag je een officier van de SS een deur openen en aan dek komen. Op hetzelfde moment keerde een menigte gevangenen zich tegen hem en iemand gooide een conserven-blikje naar de geüniformeerde man. Hij trok zich schielijk terug terwijl hij de deur met een klap achter zich dichttrok.” Het genoemde aantal van ongeveer 2000 of 1900 gevangenen aan boord van de Homberg klopt niet helemaal. In werkelijkheid zijn het op grond van de beschikbare namenlijsten 160 Fransen, 9 Italianen, 3 Spanjaarden, 2 Grieken, 1 Hongaar, 1 Amerikaan, 6 Finnen, 28 Nederlanders, 9 Belgen, 23 Joegoslaviërs, 11 Litouwers, 33 Letten, 13 Estlanders, 39 Tsjechen en Slowaken, 426 Russen, 574 Polen, 9 Noren (voornamelijk politieagenten die klaarblijkelijk de witte bussen hadden gemist) en 6 'staatloze Duitsers' en 1 'staatloze jood' In totaal dus 1354.36 Zij zijn afkomstig van de Jastramfabriek in Neuengamme, de Olga Siemers (zie p. 71), de West-Preussen en de Rheinfels (de eerste drie groepen mogelijk ook via een verblijf op het laatste schip).
Voetnoten bij Hoofdstuk 10. Redding in Zweden
2 Arnoldsson (1947) 197. 3 Longerich (2009) 730. 4 Presser (1977) 11, 223 e.v. 5 Hertz-Eichenrode (2000) 2,11. 6 Schuyf (2005) 134. 7 Archief familie Schoonbeek. 8 Lange (1988) 44. 9 Archief nrk. 10 WO 309/1592: Till (1945). 11 Op grond van het verhaal van Welters.
12 Van Pée (1995) 204 e.v. 14 Idaarderadeel (z.j.) 252 e.v. 15 Priem (2005). 16 Archief SVN: 0172KRAY, origineel NIOD. 17 Hans Schwarz Nachlass Haftlingsberichte. 18 Ibidem. 19 Archief SVN, 0017BRUI, 0028HALB, koni-i en koni-2
20 Archief NRK, €[16,85]; archief SVN, interviews
met Bert Intres; idem met Rijskamp, 21 Archief SVN: 0198MAND, 23. 22 Archief SVN: O44ROLS, 32. 23 Bernadotte (1945) 95 e.v. 24 Idem, p. 89. 25 Arnoldsson (1947) 159 e.v. 26 wo 309/1592: Till (1945) 12.
27 Archief SVN: K200.41. De vertaling is van Hetty
Prins-Tillema en dateert van september 28 De vertaling is van Mejke Runström en dateert van 23 februari 2010. 29 Verklaringen van Jan van Bork uit 1949, archief nrk, en 1962 (zie ook p. 93). 30 Lijst 321, archief Malmö. 31 HSN, Personen und Quellenangaben; Lijst 320, archief Malmö. 32 Archief svn, B216BEAU: Beauprez (1945). 33 WO 309/1592: Till (1945) 21. 34 Arnoldsson (1947) 164.
35 Ontvangen van Sjaak Bavelaar. De vertaling (in
het Engels) is van Lene 0stergaard en
36 Sjaak Bavelaar, persoonlijke mededeling. (6) Afgeleide lijst Nordhausen tussen 03/04 en 11/04/1945 en gedeporteerd uit Breendonk
|